‘Ik wil niet iets moois maken. Ik probeer, ik onderzoek hoe ik een spontane lijn kan maken, een lijn die ongehinderd door gedachten, bedoelingen, verwachtingen het natuurlijke kan uitdrukken, of nee, niet uitdrukken, zelf het natuurlijke kan zijn. Met het natuurlijke bedoel ik: de natuurlijke beweging die overal aanwezig is, die alles doordringt, wat bijvoorbeeld te merken is aan je ademhaling. Daar hoef je niets voor te doen… en je leeft! Dit leven wil ik op de een of andere manier in lijnen, in een tekening laten doorbewegen. Het beste kan ik dit wanneer ik in de natuur, in het landschap ben. Want daar voel ik de aarde, de lucht, de wind, de zon, de regen; daar hoor ik de vogels, de wind in de bladeren, het zoemen van insecten. Ik zoek naar manieren om zo vloeiend mogelijk te kunnen werken: potlood op papier, krassen in de zachte waslaag van een etsplaat, tekenen met vet krijt. De lijnen wil ik zo ongehinderd mogelijk van de bomen, de wolken, het water, de golven, het gras, en ook de vogelgeluiden en het geluid van de wind, naar het papier of de plaat laten doorstromen. Ik kijk daarom niet op het papier, wanneer ik aan het tekenen ben. Een tussentijds, vliegensvlug, ongewild oordeel verstoort het proces. Ook teken ik geen contouren want ik ben niet bezig om letterlijk na te tekenen wat ik zie, het is meer dat ik dezelfde bewegingen wil maken als die ik om mij heen zie en hoor en voel. Ik beweeg mijn hoofd naar links en rechts, naar boven en beneden, alle kanten op, en volg met mijn potlood de bewegingen van mijn voortdurend wisselende aandacht. Wat er op papier komt, zijn lijnen: dikke, dunne, korte, lange, trage, snelle, stippelige, kronkelende, golvende, haperende, zekere, tastende lijnen, die samen een beeld vormen. Dat beeld heb ik niet gemaakt, het is ontstaan. Op deze manier laat ik heel veel beelden ontstaan. Hieruit selecteer ik de beelden die na langere tijd blijven spreken.’
….
‘Met de foto’s is het anders. Om te beginnen probeer ik, wanneer ik met al mijn fotospullen in de rugzak het landschap in ga, te vergeten dat ik mijn camera bij me heb. Dit zorgt ervoor dat ik niet ‘in plaatjes ga kijken’, op zoek naar een mooi beeld. Want dat is niet wat ik wil. Ik wil zorgeloos rondwandelen, zitten, kijken en luisteren, totdat ‘iets’ mij aanroept en ‘zegt’ dat het gefotografeerd wil worden. ‘Iets’, onverwacht, zegt: “Hé daar, pak je camera en je statief en dan gaan we kijken wat er gebeurt…” Meestal gehoorzaam ik en pak ik mijn gereedschappen uit mijn rugzak en installeer ik de camera in de richting van het roepende. Ik meet het licht en lees de bijbehorende sluitertijd af. Meestal is dat tussen de 30 en 60 seconden. Tijdens het openstaan van de sluiter kijk ik wat er gebeurt. Vaak verandert het licht en speelt de wind erdoorheen. Een en al leven komt er gedurende een halve tot een hele minuut de camera binnen. Ik vind het belangrijk om dit proces zo min mogelijk te verstoren. Daartoe heb ik de lens uit de camera verwijderd. Er zit niets tussen buiten de camera en binnen de camera. Slechts een gaatje zorgt ervoor dat niet alles tegelijk het filmmateriaal overstraalt. Hierdoor is het niet mogelijk om met mijn camera scherp te stellen of om een uitsnede uit het beeld, een compositie te bepalen. De typische fotografie-manipulatiemogelijkheden worden op deze manier uitgeschakeld. Doordat deze manipulaties in het uiteindelijke werk ontbreken, is het mogelijk om te ‘zwerven’ in de foto. Je kunt erin blijven rondkijken, want je blik wordt niet gestuurd door compositie of scherptediepte. Deze manier van werken vraagt veel geduld en aandacht. De foto’s die uiteindelijk geslaagd zijn ‘zeggen’ hopelijk: “Kom mee, laten we gaan zwerven in het land van niemendal. Dan gaan we proberen niets te doen in rust en stilte.”’